KLIK HIER VOOR INFORMATIE
OVER DE SITE

RUNDVEE-INSEMINATIE

EN VRUCHTBAARHEIDSPROBLEMEN BIJ KOEIEN

CLICK HERE FOR
THE PARENT SITE
and SITE SEARCH


De opwekking tot afgifte van het hormoon oxytocine.

Als het sperma tijdens de inseminatie eenmaal in de interne baarmoedermond is gedeponeerd, is de inseminatie een fait accompli....De daad is geschied!.... Als inseminator lijkt men dan niets meer te kunnen doen, dan men reeds heeft gedaan, om de kans op bevruchting van de koe nog meer te bevorderen . Dat is enigszins frusterend, want hoe goed men ook zijn best heeft gedaan op het uitvoeren van de inseminatie, en hoe hoog de kwaliteit van het gebruikte sperma ook is, men zal zich dan ook realiseren dat de gemiddelde kans op bevruchting van de koe, via kunstmatige inseminatie, altijd iets lager zal zijn dan bij gebruikmaking van een natuurlijk dekkende en goed bevruchtende stier het geval is. Als inseminator vraagt men zich dan vanzelfsprekend af waardoor een dergelijk verschil dan toch ontstaat. Natuurlijk realiseert men zich dat men gebruik maakt van sterk verdund sperma, waarvan de spermatozoa, bij gebruikmaking van diepvriessperma, ook nog eens voor een deel (ongeveer 45 %) beschadigd zijn geworden door het invriesproces. Maar toch, het aantal spermatozoa wat zich normaliter in een enkele paille bevindt (2.106 ±), is nog wel zo groot dat dit nauwelijks dat verschil kan verklaren. Vooral niet bij stieren waarvan is gebleken, dat het sperma over het algemeen van hoge kwaliteit is.

Als men dit gegeven overdenkt, is het dan ook niet zo vreemd, dat men op de gedachte komt dat dit genoemde, merkwaardige verschil in bevruchtingsresultaten wel eens veroorzaakt zou kunnen worden doordat er bij een natuurlijke dekking over het algemeen meer van het hormoon oxytocine in de bloedbaan van de koe terecht komt. Van dit hormoon, wat door de hypothalamus wordt geproduceerd en wat door de hypofyse in de bloedbaan van de koe wordt afgegeven, is bekend dat het beslist niet alleen voor de toeschietreflex zorg draagt. Nee, het zorgt onder andere ook voor de contracties van het orgaan dat als een grote holle spier in de buikholte van de koe is gelegen en dat een zeer belangrijke rol speelt bij de voortplanting van de koe, namelijk de uterus. Door contracties is de uterus in staat om zich zowel in opdrijvende, als in uitdrijvende zin, van haar inhoud te ontdoen. Een, er in aanwezige, vrucht zal ondermeer door die contracties uit de baarmoeder kunnen worden uitgedreven (als dit door de afgifte van oestrogenen voldoende wordt gepotentieerd en niet door de afgifte van progesteron wordt geantagoneerd). En het er in aanwezige sperma zal, aan het eind van de folliculaire fase, door het opdrijvende effect van myometrium-contracties worden voortgestuwd, dat wil hier zeggen: "voortgedreven in de richting van de tubahoek aan de uteruszijde van de tuba uterina die naar het ovarium met de dominante follikel leidt". Het contraheren van de holle spier van de uterus veroorzaakt van tevoren een situatie van onderdruk in de uterus, hetgeen een zuigend effect heeft op het eventueel in de vagina of in de cervix aanwezige sperma. Door de contracties van die uterusspier zal ook een deel van het cervixslijm verder worden opgezogen in de genitale tractus. Dat is een goede zaak, omdat het cervixslijm ook van belang is voor de capacitatie van de spermatozoa. In principe kan die capacitatie plaatsvinden in de gehele genitale tractus, maar omdat het sperma bij een inseminatie tot in de uterus wordt ingebracht, is het van belang dat er door de contracties ook enig cervixslijm wordt opgedreven tot in de uterus van de koe.

Als de invloed van oxytocine op de contracties van de uterus zo van wezenlijk belang is voor de bevruchting van de koe, is het allicht ook belangrijk om na afloop van de eigenlijke inseminatie te trachten de afgifte door de hypofyse van het hormoon oxytocine in de bloedbaan van de koe te gaan bevorderen. Zoals iedere melkveehouder uit ervaring weet, is dat gemakkelijk te doen. Namelijk door het handmatig stimuleren van de uier, en/of van de spenen van de koe. Door die stimulatie wordt onder de juiste omstandigheden, de in de alveolen aanwezige melk, uitgedreven naar de melkkanalen in de uier van de koe. Voor een inseminator is er wat dat betreft echter een methode voor handen die even gemakkelijk, en minstens zo effectief is. Door namelijk vanuit het rectum van de koe de cornua uteri te gaan strelen, wordt de afgifte van het "knuffelhormoon" oxytocine snel en zeer goed gestimuleerd (net als bij de zogenaamde Ferguson-reflex, waarbij het uitoefenen van rek op de wand van het geslachtsapparaat essentieel is). Bij koeien die één of meer spenen hebben met een beschadigd slotgat, wordt men het effect van deze handeling duidelijk gewaar, namelijk als men waarneemt dat de melk daardoor ineens vrij spectaculair uit de uier vandaan op de stalvloer neerklettert.

Als deze handmatige stimulering van de afgifte van oxytocine werkelijk een relevant extra vruchtbaarheidsbevorderend effect heeft, zou dit het verschil tussen de bevruchtingsresultaten door middel van natuurlijke dekking en die van kunstmatige wel eens grotendeels kunnen gaan elimineren. Athans wanneer men uitgaat van ideale omstandigheden. Toch moet men niet verwachten dat men hiermee de eventuele vruchtbaarheidsproblemen op een veehouderijbedrijf geheel zal kunnen oplossen. Want de omstandigheden die een rol spelen bij het uitvoeren van kunstmatige inseminaties en die dus invloed hebben op de bevruchtingsresultaten die met die inseminaties behaald kunnen worden, zijn in de praktijk eigenlijk nooit dermate ideaal dat deze handeling duidelijk zijn positieve invloed op de bevruchtingsresultaten van de koeien zal kunnen tonen. "De ketting breekt bij de zwakste schakel". Als de zwakste schakel in de vruchtbaarheid van de koe bijvoorbeeld de aanwezigheid van een baarmoederontsteking bij de geïnsemineerde koe is, zal de hiervoor genoemde extra vruchtbaarheidsbevorderende handeling geen verschil kunnen uitmaken. In feite kan er alleen verschil naar voren komen bij die koeien waarbij het transport van de spermatozoa in de uterus en in de tubae uterinae van de koe, de genoemde zwakke schakel is.

Te denken valt dan aan de volgende gevallen, en/of omstandigheden, die zich bij het uitvoeren van de inseminatie kunnen voordoen:

  1. Om de een of andere reden heeft er bij de koe een te ondiepe inseminatie moeten plaatsvinden.


  2. Bij de inseminatie van de koe is een te ruwe manier van werken toegepast.


  3. Het voor de inseminatie gebruikte sperma is van onvoldoende kwaliteit.


  4. Er is sprake van de aanwezigheid van stress bij de te insemineren koe.


  5. Er is een bepaalde blokkade in het geslachtsapparaat aanwezig, die de doorvoer van het sperma verhindert.


  6. Het "Graafse blaasje" is zo zacht en vormloos dat ieder moment de eisprong kan plaatsvinden.


Het is bekend dat er bij een natuurlijk dekking van een koe, onder optimale omstandigheden, een "zuigende werking" van de uterus uitgaat op het sperma wat tijdens de dekking is ingebracht. Dat effect wordt geïnitieerd door het hormoon oxytocine. Bij het uitvoeren van een kunstmatige inseminatie zal dat effect doorgaans niet, of nauwelijks, optreden. Vandaar het veronderstelde belang van de hiervoor genoemde stimulatie van de cornua uteri in de hierboven geschetste gevallen.


Wilt u meer informatie over rundvee-inseminatie en de vruchtbaarheidsproblematiek? Klik dan HIER voor het openen van de site www.ybema.org