KLIK HIER VOOR INFORMATIE
OVER DE SITE

RUNDVEE-INSEMINATIE

EN VRUCHTBAARHEIDSPROBLEMEN BIJ KOEIEN

CLICK HERE FOR
THE PARENT SITE
and SITE SEARCH


Een aantal factoren dat negatief van invloed is op de vruchtbaarheid van koeien

Het aantal factoren wat invloed heeft op de vruchtbaarheid van een koe, is groot. Wanneer de bevruchting van een koe blijkt te zijn uitgebleven, kan er van alles aan de hand zijn. Voor de veehouder valt het in dat geval niet mee om te achterhalen wat de achterliggende oorzaak van het feit is dat een bepaalde koe na inseminatie niet drachtig is geworden. Daarom is het hier van belang om aan een aantal elementen die negatief van invloed zijn op de vruchtbaarheid van een koe, wat meer aandacht te gaan schenken.

De eerste factor waaraan men wat dat betreft zou kunnen gaan schenken, is pijn. Een koe met pijn wordt minder gemakkelijk drachtig, is de ervaring van menige veehouder. De vragen die zich daarbij vóórdoen, zijn de volgende: 'Is de pijn die een koe ervaart de directe oorzaak van het tegenvallende resultaat? Of is die pijn slechts de indirecte oorzaak daarvan?' De ervaring leert dat koeien die chronisch pijn lijden, over het algemeen niet gemakkelijk drachtig zullen blijken te worden. Langdurige pijnprikkels hebben dus blijkbaar een negatieve invloed op de vruchtbaarheid van koeien. Wat het werkingsmechanisme hierachter precies is, is onduidelijk. De stress welke die pijn bij de koe veroorzaakt, zal er in ieder geval geen goed aan doen. De stress die een koe ervaart, is ondermeer van invloed op de hormonenbalans van die koe. Via die weg zou de negatieve invloed van pijn op de vruchtbaarheid in ieder geval wel enigzins verklaarbaar kunnen zijn.

Er is echter niet alleen een directe invloed van pijn op de vruchtbaarheid van koeien, maar ook een indirecte invloed daarop. Als voorbeeld hiervan zou men kunnen denken aan de pijn die klauwproblemen bij koeien veroorzaakt. Een koe met klauwproblemen zal immers veel minder springneigingen vertonen. Bovendien zal zij onder die omstandigheden minder goed blijven staan als zij door een andere koe wordt besprongen. Daardoor zal er ook minder gemakkelijk stareflex bij haar kunnen worden waargenomen.

Bij koeien die om de één of andere reden koorts hebben, zullen er zich in het geheel geen tochtigheidsverschijnselen vóórdoen. De koortsreactie van koeien op een ontsteking, of op de één of andere ziekte waarmee ze zijn behept, zal de uiting van tochtigheidsverschijnselen onderdrukken. Ook de groei van de follikel en de kwaliteit van het ovum zullen hierdoor negatief worden beïnvloed.

Algemene gezondheidsproblemen vormen 'so wie so' een sta in de weg voor de vruchtbaarheid van koeien. Dit geldt niet in het minst voor de problemen die koeien met de stofwisseling kunnen hebben. Net als de problemen met eventuele vóórkomende tekorten aan bepaalde vitamines en mineralen bij de koeien. Die tekorten zijn over het algemeen positief gecorreleerd aan vruchtbaarheidsstoornissen. Een tekort aan vitamine B 12 (foliumzuur) kan bijvoorbeeld leiden tot het spontaan afbreken van de dracht. Wat de stofwisselingsproblemen betreft, die een negatieve invloed op de vruchtbaarheid van koeien hebben, moet vooral gedacht worden aan 'pensverzuring'. Mals voorjaarsgras kan hiervan de oorzaak zijn. Ook wordt het risico op pensverzuring groter door het voeren van snijmais, wat reeds gedurende langere tijd geënsileerd en wel, voor het voeren van de koeien, op een hoop op het erf opgeslagen heeft gelegen. Met zetmeelrijke producten is de kans op pensverzuring 'so wie so' hoger. Wisselingen in het rantsoen en hittestress kunnen eveneens pensverzuring veroorzaken. Hittestress ontstaat, wanneer tijdens een periode van extreem warm weer, de ruwvoeropname afneemt. Tijdens hittestress wordt overigens de weerstand van de koeien tegen infecties ook beduidend veel lager. Met name ook de weerstand tegen baarmoederinfecties. Hetgeen op zijn beurt weer een verslechterende invloed op de vruchtbaarheid zal hebben. Door de lagere weerstand tegen baarmoederinfecties zal ook het celgetal in de melk veel hoger zijn. De lagere weerstand tegen infecties heeft ook zijn invloed op klauwproblemen en op mastitis bij de koeien. Een gezondheidsprobleem wat ook een verslechterende invloed kan hebben op de vruchtbaarheid van koeien, is het effect van een ernstige besmetting van de koe met leverbot. Het aantal terugkomers en het aantal verwerpers zal dan veel groter zijn.

Bij een steriele koe zal men als inseminator de nodige aandacht aan de volgende factoren moeten gaan schenken:

Als men in een dergelijk geval even snel aandacht aan deze vier punten schenkt, kan men reeds een belangrijk deel van de eventuele oorzaken van de steriliteit bij de betreffende koe gewaar worden.

Koeien waarbij de kans op succesvolle bevruchting, c.q. innesteling van de vrucht in de baarmoeder, zeer beperkt is, zou men bij een andere dan de gebruikelijk inseminatie-strategie in eerste instantie eerst beter niet kunnen laten insemineren. Dit tegenover de inseminatie-strategie waarbij men alle koeien waarbij men slechts vage tochtigheidssymptomen waarneemt rücksichtsloos gaat laten insemineren.

De koeien waarbij men dan beter nog een tijd zou kunnen wachten, zijn met name de volgende koeien;

Naar aanleiding van een onderzoeksvraag van veehouders, die problemen hebben met de vruchtbaarheid van bepaalde koeien, wordt door dierenartsen vaak een inwendig onderzoek bij die koeien verricht, dit om eventuele afwijkingen aan het geslachtsapparaat van die koeien te ontdekken. Als uitvloeisel daarvan wordt na dergelijke onderzoeken door dierenartsen relatief vaak aangeraden om die koeien op een aangegeven moment te laten insemineren. Maar ons als inseminatoren valt dan vervolgens op dat die koeien niet altijd even goed tochtig blijken te zijn geworden en later na insemininatie ook niet goed drachtig blijken te worden.

De grote vraag is nu, hoe dát toch komt? Waarom worden de koeien, waarvan door de dierenartsen is aangegeven dat zij vruchtbaar genoeg zijn om te kunnen worden geïnsemineerd, toch relatief slecht drachtig? Dat blijkt te komen doordat:

Voor een inseminator valt het ook niet altijd mee om te beoordelen of een koe, die moet worden geïnsemineerd, wel werkelijk tochtig is. Maar tijdens het uitvoeren van de inseminatie merkt hij vaak wel, aan het gemak waarmee de passage van de cervix verloopt, in hoeverre de koe tochtig zou kunnen zijn. Maar een inseminator wil vaak ook niet in 'een welles-nietes strijd' met de dierenarts terechtkomen.

Pas nadat niet aan de volgende streefwaarden op een bedrijf is voldaan, zou men in overigens van enige echte algemene vruchtbaarheidsproblemen op dat veehouderijbedrijf kunnen gaan spreken:

Om ál te grote problemen met de vruchtbaarheid van runderen op een veehouderijbedrijf vóór te zijn, is het over het algemeen van nut om veel van de diensten van veterinaire dierenartsen gebruik te maken. Maar dan eerder op het profylactische vlak, dan op het curatieve vlak.


Wilt u meer informatie over rundvee-inseminatie en de vruchtbaarheidsproblematiek? Klik dan HIER voor het openen van de site www.ybema.org